Flamingos zijn waadvogels met lange poten die meestal bedekt zijn met felroze veren. Met een naam die is afgeleid van het Spaanse of Portugese woord dat vlamkleurig betekent, staan de vogels bekend om hun levendige uiterlijk. Hoewel het hun bekendste eigenschap is, is het roze van de flamingos veren geen erfelijke eigenschap. De vogels worden in feite saai grijs geboren. Dus als het geen deel uitmaakt van hun DNA, waarom nemen deze vogels dan roze en rode tinten aan?
Voor flamingos, de uitdrukking “Je bent wat je eet” bevat meer waarheid dan het zou kunnen zijn voor mensen. De felroze kleur van flamingos is afkomstig van bètacaroteen, een roodoranje pigment dat in grote aantallen wordt aangetroffen in de algen, larven en artemia die flamingos eten in hun waterrijke omgeving. In het spijsverteringsstelsel breken enzymen carotenoïden af tot pigmenten die worden opgenomen door vetten in de lever en voor flamingos worden afgezet in de veren en de huid. Om de fysieke eigenschappen daadwerkelijk te kleuren, moeten carotenoïden in zeer grote hoeveelheden worden ingenomen. Omdat het flamingo-dieet bijna uitsluitend met carotenoïden gevulde lekkernijen bestaat, hebben de vogels geen probleem om zichzelf te kleuren. Een mens, aan de andere kant, zou best veel wortels moeten eten (een voedingsmiddel dat rijk is aan carotenoïden, waaraan de stof ook zijn naam ontleent) om een oranje tint te krijgen.
Er zijn vier verschillende soorten flamingos, die allemaal inheems zijn in Zuid-Amerika. Deze verschillende soorten en zelfs kleinere populaties flamingos leven echter in afzonderlijke delen van het continent. Hierdoor verschillen flamingokleuren op basis van hun locatie en het beschikbare voer. Sommige flamingos zijn donkerder of feller roze; sommige bevatten tinten oranje en rood; en andere zijn puur wit.