Neoklassieke architectuur

Neoklassieke architectuur, heropleving van klassieke architectuur in de 18e en vroege 19e eeuw. De beweging hield zich bezig met de logica van hele klassieke delen, in tegenstelling tot het klassieke revivalisme (zie Griekse revival), dat de neiging had om klassieke delen te hergebruiken. Neoklassieke architectuur wordt gekenmerkt door grootsheid van schaal, eenvoud van geometrische vormen, Grieks – vooral Dorisch (zie volgorde) – of Romeinse details, dramatisch gebruik van kolommen en een voorkeur voor blinde muren. De nieuwe smaak voor antieke eenvoud was een algemene reactie op de excessen van de rococostijl. Neoclassicisme bloeide in de Verenigde Staten en Europa, met voorbeelden die in bijna elke grote stad voorkwamen. De Russische Catherine II transformeerde Sint-Petersburg in een ongeëvenaarde verzameling neoklassieke gebouwen die even geavanceerd waren als elk hedendaags Frans en Engels werk. Tegen 1800 weerspiegelde bijna alle nieuwe Britse architectuur de neoklassieke geest (zie Robert Adam; John Soane). De brutaalste vernieuwer van Frankrijk was Claude-Nicolas Ledoux, die een centrale rol speelde in de evolutie van neoklassieke architectuur. In de Verenigde Staten bleef het neoclassicisme bloeien gedurende de 19e eeuw, aangezien veel architecten bij het ontwerpen van grote overheidsgebouwen de analogie wilden maken tussen het jonge land en het keizerlijke Rome. De stijl verspreidde zich ook naar het koloniale Latijns-Amerika.

Het directeurspaviljoen

Het directeurspaviljoen, zoutfabriek in Arc-et-Senans, nabij Besançon, Frankrijk, door Claude-Nicolas Ledoux, 1773-1775.

Met dank aan de Caisse Nationale des Monuments Historiques, Parijs

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *