Kirgizisch, ook wel gespeld als Kirgizisch of Kirgizisch, Turkssprekende mensen uit Centraal-Azië, van wie de meesten in Kirgizië wonen. Kleine aantallen wonen in Afghanistan, in het westen van China en in Kazachstan, Oezbekistan, Tadzjikistan en Turkije. De Kirgizische taal behoort tot de Noordwestelijke of Kipchak-groep van de Turkse talen, een onderfamilie van Altaïsche talen. De mensen zijn grotendeels soennitische moslims in religie.
Net als andere Centraal-Aziatische volkeren, de Kirgiziërs waren traditioneel nomadisch en pastoraal. In de tweede helft van de 19e eeuw werd Kirgiziya (de Russische naam van het land) een belangrijk gebied van Russische kolonisatie, en veel van het beste land werd aan Russische kolonisten gegeven. Dit was een belangrijke oorzaak van de opstand van 1916, onder de onderdrukking waarvan de Kirgiezen zeer zwaar leden; hele dorpen werden in brand gestoken en bijna een derde van de Kirgiziërs vluchtte naar China. Na de Russische revolutie van 1917 was Kirgizia het toneel van veel guerrilla-oppositie tegen het Sovjetregime. Van 1926 tot 1959 was er een grote toestroom van Russen en Oekraïners in het gebied, en het aandeel Kirgiziërs in de totale bevolking daalde van ongeveer 66 procent tot 40 procent. De ontwikkeling van de landbouw en de zware industrie, samen met de groei van steden, hebben de traditionele Kirgizische manier van leven sterk veranderd.