Humor, ook wel gespeld als Humor (van het Latijnse vloeistof of vloeistof), in de vroege westerse fysiologische theorie, een van de vier lichaamsvloeistoffen waarvan werd gedacht dat ze het temperament en de kenmerken van een persoon bepalen. In de oude fysiologische theorie die nog steeds gangbaar is in de Europese Middeleeuwen en later, waren de vier kardinale humeuren bloed, slijm, choler (gele gal) en melancholie (zwarte gal); de verschillende mengsels van deze humeuren bij verschillende personen bepaalden hun huidskleur of temperament, hun fysieke en mentale kwaliteiten en hun aanleg. De ideale persoon had de ideaal geproportioneerde mix van de vier; een overwicht van één bracht een persoon voort die optimistisch (Latijn sanguis, bloed), flegmatisch, cholerisch of melancholisch was. Elke huidskleur had specifieke kenmerken, en de woorden droegen veel gewicht bij dat ze sindsdien hebben verloren: de cholerische man was bijvoorbeeld niet alleen snel van woede, maar ook een geel gezicht, mager, harig, trots, ambitieus, wraakzuchtig en sluw. In het verlengde daarvan duidde humor in de 16e eeuw op een onevenwichtige mentale toestand, een gemoedstoestand of een onredelijke gril, of een vaste dwaasheid of ondeugd.
Humor
Lees meer over dit onderwerp
Siddha-geneeskunde: humorale pathologie
Drie van de elementen – lucht, vuur en water – worden benadrukt in de Siddha-geneeskunde omdat wordt aangenomen dat ze de drie fundamentele componenten vormen …