Frans werkwoord focus: pouvoir, te kunnen

Het Franse werkwoord pouvoir betekent kunnen of kunnen – een ander veel voorkomend werkwoord en ja, je raadt het al, het is onregelmatig en het vergt een beetje leren. We moeten goed nadenken over de betekenis van ‘zou kunnen’ in het Engels: als het betekent ‘zou kunnen’ (ik zou bijvoorbeeld morgen kunnen komen), gebruiken we de voorwaardelijke tijd in het Frans. Als het betekent was in staat, gebruiken we de onvolmaakte tijd (je pouvais) in het Frans.

Tegenwoordige tijd
Je peux – ik kan, ik kan
Tu peux – jij kan, je kunt (zingen. fam.)
Il peut – Hij kan, hij kan
Elle peut – Zij kan, zij kan
Nous pouvons – We kunnen, we zijn in staat naar
Vous pouvez – Je kunt, je bent in staat (pol. mv.)
Ils peuvent – Zij (v.) kunnen, ze zijn in staat om Elles peuvent – Ze (v.) kunnen, ze zijn in staat om

(sing. fam.) – enkelvoud, vertrouwd
(pol. pl.) – beleefd meervoud

Er bestaat een speciaal vraagformulier voor de eerste persoon enkelvoud (je):

Puis-je sortir? – Mag ik uitgaan?
Je kunt ook zeggen: Est-ce que je peux sortir?

Toekomsttijd
De toekomende tijd (en dus ook de conditionele) is onregelmatig:

Je pourrai vous expliquer tout. – Ik zal je alles kunnen uitleggen.
Tu pourras m’accompagner? – Kun je met me meekomen?
Il pourra venir demain? – Zal hij morgen kunnen komen?
Nous pourrons retourner la semaine prochaine. – We kunnen volgende week terugkeren.
Vous pourrez me contacter le soir. – U kunt s avonds contact met mij opnemen.
Elles pourront voyager durant la nuit. – Ze kunnen s nachts reizen.

Het is beleefder om de voorwaardelijke dan de tegenwoordige tijd te gebruiken om te vragen of iemand iets voor je kan doen:

Pourriez-vous maider? – Kun je me helpen?

Voltooide tijd (passé composé)

Pouvoir maakt de voltooide tijd met avoir, maar het voltooid deelwoord is onregelmatig:

Jai pu laider. – Ik heb hem kunnen helpen.
Tu as pu partir à l’heure. – Je kon op tijd vertrekken.
Elle a pu lui téléphoner. – Ze kon hem bellen.
Nous avons pu acheter ce que vous vouliez. – We hebben kunnen kopen wat je wilde.
Vous avez pu faire vos devoirs? – Heb je je huiswerk kunnen maken?
Ils ont pu prendre le train. – Ze waren in staat om de trein te nemen.

Conditioneel perfect
Deze tijd is gemaakt met de voorwaardelijke tijd van het hulpwerkwoord (in dit geval avoir) gevolgd door het voltooid deelwoord:

Jaurais pu venir. – Ik had kunnen komen.

Aanvoegende wijs
De aanvoegende wijs van pouvoir is onregelmatig:

Nous doutons qu’il puisse venir. – We betwijfelen of hij kan komen.

Met dank aan Elizabeth Allen

Lees meer over Frans leren

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *