Commissie voor de grenzen van het continentaal plat (CLCS) Het continentaal plat
De definitie van het continentaal plat en criteria voor het bepalen van zijn buitengrenzen
De definitie van het continentaal plat en de criteria waarmee een kuststaat de buitengrenzen van zijn continentaal plat kan vaststellen, worden uiteengezet in artikel 76 van het Verdrag. Bovendien heeft de Derde Conferentie van de Verenigde Naties over het recht van de zee (de “Conferentie”) op 29 augustus 1980 een “Verklaring van overeenstemming” aangenomen die is opgenomen in bijlage II bij de Slotakte van de Conferentie.
De term continentaal plat wordt door geologen over het algemeen gebruikt voor dat deel van de continentale rand dat tussen de kustlijn en de plankonderbreking ligt of, waar er geen merkbare helling is, tussen de kustlijn en het punt waar de diepte van het bovenliggende water ongeveer tussen 100 en 200 meter. Deze term wordt echter in artikel 76 gebruikt als juridische term. Volgens het verdrag omvat het continentaal plat van een kuststaat de onder water gelegen verlenging van het landgebied van de kuststaat – de zeebodem en de ondergrond van de onderzeese gebieden die zich uitstrekken buiten de territoriale zee tot de buitenrand van de continentale rand, of een afstand van 200 zeemijl waar de buitenrand van de continentale marge zich niet tot die afstand uitstrekt. De continentale rand bestaat uit de zeebodem en de ondergrond van het plat, het talud en de stijging. Het omvat niet de diepe oceaanbodem met zijn oceanische ruggen of de ondergrond daarvan.
Volgens artikel 76 mag de kuststaat de buitengrenzen van zijn juridisch continentaal plat vaststellen overal waar de continentale marge verder reikt dan 200 nautische mijlen door de voet van de continentale helling vast te stellen, door te voldoen aan de vereisten van artikel 76, leden 4-7, van het Verdrag (zie ook figuur).