Versnellers werden uitgevonden in de jaren dertig van de vorige eeuw om energetische deeltjes te leveren om de structuur van de atoomkern te onderzoeken. Sindsdien zijn ze gebruikt om vele aspecten van de deeltjesfysica te onderzoeken. Het is hun taak om de energie van een deeltjesstraal te versnellen en te vergroten door elektrische velden te genereren die de deeltjes versnellen, en magnetische velden die ze sturen en focussen.
Een versneller komt ofwel in de vorm van een ring (een cirkelvormige versneller), waarbij een deeltjesbundel herhaaldelijk rond een lus reist, of in een rechte lijn (een lineaire versneller), waar de deeltjesbundel van het ene uiteinde naar het andere gaat. Bij CERN worden een aantal versnellers achter elkaar samengevoegd om opeenvolgend hogere energieën te bereiken.
Het type deeltje dat wordt gebruikt, hangt af van het doel van het experiment. De Large Hadron Collider (LHC) versnelt en botst protonen, maar ook zware loodionen. Je zou kunnen verwachten dat de LHC een grote bron van deeltjes nodig heeft, maar protonen voor bundels in een ring van 27 kilometer komen uit een enkele fles waterstofgas, die slechts twee keer per jaar wordt vervangen om ervoor te zorgen dat deze op de juiste druk werkt.