Baoding-ballen in gebruik
De basisoefening bestaat erin een paar Baoding-ballen in de palm van één hand te houden, ze te draaien (de relatieve positie van de twee ballen te veranderen) terwijl je constant contact tussen hen houdt.
Eenmaal deze techniek onder de knie is, kan de rotatiesnelheid geleidelijk worden verhoogd totdat de ballen in de hand scheiden. Uiteindelijk kan één hand leren ze volledig te draaien zonder dat de ballen met elkaar in contact komen. Er zijn oefeningen ontwikkeld met meer ballen, waarbij de belangrijkste techniek is om contact met de andere ballen te vermijden. Dit vereist het gebruik van een vinger, meestal de wijsvinger, als scheidingslijn.
Een gemiddelde gebruiker zou moeten kunnen beginnen met een bal van 45 mm (1,8 inch) en tot 60 mm (2,4 inch) als spieren kunnen bewegen. wen aan de oefening. Er kunnen grotere Baoding-ballen tussen 70 mm en 100 mm (2,8 inch tot 3,9 inch) worden gebruikt. Het is een gevorderde vaardigheid om grotere ballen uit elkaar te houden terwijl je ze draait.
Het gebied van de hand dat wordt geoefend kan worden gevarieerd, door het deel van de hand waar ze over draaien te veranderen of door de baan van de ballen te veranderen zodat er meer kracht ontstaat. wordt uitgeoefend op een bepaalde vinger of vingergewrichten.
Bekende sterke mannen zoals John Brookfield gebruikten kogelstoten ballen als Baoding-ballen, die ze roteerden om onderarmspieren te ontwikkelen en hun grip te verbeteren.