7.6A: Differential Association Theory


Sutherlands Nine Points

De principes van Sutherlands theorie van differentiële associatie kunnen worden samengevat in negen toonsoorten punten.

  1. Crimineel gedrag wordt aangeleerd.
  2. Crimineel gedrag wordt geleerd in interactie met andere personen in een communicatieproces.
  3. Het belangrijkste deel van het leren van crimineel gedrag vindt plaats binnen intieme persoonlijke groepen.
  4. Wanneer crimineel gedrag wordt aangeleerd, omvat het leren technieken om de misdaad te plegen (die soms erg gecompliceerd zijn, soms eenvoudig) en de specifieke richting van motieven, drijfveren , rationalisaties en attitudes.
  5. De specifieke richting van motieven en drijfveren wordt geleerd uit definities van de juridische codes als gunstig of ongunstig.
  6. Een persoon wordt delinquent vanwege een teveel aan definities gunstig voor schending van de wet boven ongunstige definities verband met schending van de wet.
  7. Differentiële associaties kunnen variëren in frequentie, duur, prioriteit en intensiteit.
  8. Het proces van het leren van crimineel gedrag door associatie met criminele en anticriminele patronen omvat alle mechanismen die betrokken zijn bij enig ander leren.
  9. Hoewel crimineel gedrag een uitdrukking is van algemene behoeften en waarden, wordt het niet verklaard door die behoeften en waarden, aangezien niet-crimineel gedrag een uitdrukking is van dezelfde behoeften en waarden.

Een belangrijke kwaliteit van differentiële associatietheorie is de frequentie en intensiteit van interactie. De hoeveelheid tijd dat een persoon wordt blootgesteld aan een bepaalde definitie en op welk punt de interactie begon, zijn beide cruciaal voor het verklaren van criminele activiteiten. Het proces van het aanleren van crimineel gedrag verschilt eigenlijk niet van het proces dat betrokken is bij het aanleren van enig ander soort gedrag. Sutherland stelt dat er geen uniek leerproces is verbonden aan het aanleren van niet-normatieve gedragswijzen.

Een zeer uniek aspect van deze theorie is dat ze meer verklaart dan alleen jeugddelinquentie en misdaad gepleegd door lagere klassen. individuen. Aangezien misdaad wordt opgevat als aangeleerd gedrag, is de theorie ook van toepassing op de witte-boorden-, bedrijfs- en georganiseerde misdaad.

Een kritiek op differentiële associatie komt voort uit het idee dat mensen onafhankelijke, rationele actoren kunnen zijn en individueel gemotiveerd. Het idee dat iemand een crimineel is op basis van zijn of haar omgeving is problematisch – de theorie houdt geen rekening met persoonlijkheidskenmerken die de gevoeligheid van een persoon voor deze omgevingsinvloeden kunnen beïnvloeden.

Crimineel silhouet: differentiële associatietheorie voorspelt dat een individu het criminele pad zal kiezen wanneer het saldo van definities voor wetsovertredingen groter is dan die voor gezagsgetrouwe.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *